25 januari, 2006

Ik en de wereld, totnogtoe: Het verlies van een geloof (deel 1)

Hoe komt een ingenieur in godsnaam ( ! ) zover?

Ergens aan de rand van de Kempen werd eind jaren zestig (mei '68 smeulde nog
na) een jongetje geboren als eerste in een familie die nog stevig in het
streng katholieke Vlaanderen van vlak na WOII. Als enige zoon en eerste kleinkind binnen de familie wordt het jongetje drie jaar lang de oogappel van moeder, vader, grootouders, ...

Dan worden zijn broers geboren, een solied eeneiïge tweeling, vastberaden hun plaatsje in de wereld te veroveren. Van dan af moet het jongetje een reeds op voorhand verloren strijd leveren om zijn privileges te verdedigen. Steeds meer krijgt hij het gevoel dat hij zich moet verschransen. Alles kan tegen hem gebruikt worden.

Als de jongen zes wordt verhuist het gezin naar hartje Kempen. Op de grote school wordt het jongetje zonder te beseffen waarom een vreemde eend in de bijt en belandt bij het groepje kinderen dat regelmatig pesterijen moet ondergaan van andere kinderen. Alles kan tegen hem
gebruikt worden. Dit zal tot zijn 16de zo blijven.

Halverwege de jaren tachtig is hij opgegroeid tot een adolescent met een flinterdun laagje zelfvertrouwen en weinig ruggegraat, overbeschermd door zijn ouders, maar niettemin nog overtuigd dat er voor hem een mooie toekomst is weggelegd.
De eerste confrontaties met meisjes zijn beangstigend.
Als de storm van de puberteit gaat liggen, vertrekt onze jongeman naar
Leuven. Hij gaat studeren.

Wat gaat hij studeren?
Geen archeologie zoals hij droomde toen ie 13 was en 'Raiders of the Lost
Ark'
zag. Geen psycholoog of psychiater zoals hij begon te dromen nadat hij
overhoop gegooid was door een boek over de genezing van een vrouw met
16-voudige persoonlijkheid (Sybil). Ook geen regisseur zoals zijn
uitgeproken cinefiele aard kon doen vermoeden.

Hij zou ingenieur worden, zoals zijn vader wilde, zelf ook een ingenieur.
Het worden rampzalige jaren. Hij dubbelt beide kandidaturen en maakt zonder
veel kleur de ingenieursjaren af.

De eerste verliefdheden zijn gedoemd om te mislukken bij de
ingenieur-in-spe. Hij begint iets gewaar te worden van wat later emotioneel
analfabetisme zal blijken te zijn.

De meestal onwetende meisjes waarop hij verliefd wordt, brengen hem wel in
kontakt met andere werelden. Sociaal engagement, andere culturen, filosofie,
sociologie, antropologie, het zijn de eerste gaatjes in de oogkleppen die
zijn exact wetenschappelijke opleiding hem had opgezet.

Hij beëindigt na 8 jaar zijn Leuvense periode met een mijlpaal.
In volle economische crisis (1993) die voor het eerst in de geschiedenis ook
de werkgelegenheid voor universitaire ingenieurs aantast beslist hij zijn intrede op de arbeidsmarkt nog een jaar uit te stellen.

Hij besluit een post-academische opleiding 'Internationale betrekkingen' te volgen.
Het programma is een combinatie van politicologie/sociologie, economie en
rechten. De keuze wordt voor het eerst in zijn leven volledig met het hart
gemaakt.

(wordt vervolgd)

Geen opmerkingen: